Wat waren die cherubijnen – die Engelen op de Heilige Arke eigenlijk?

Op welke wijze helpen deze Engelen om naderbij Hasjeem te komen? 

Overtraden de Joden niet het beeldverbod? 

Wij kunnen Hasjeem alleen benaderen door Hasjeem zelf. De Koezari (3:23) – een filosofische klassieker  schrijft hierover: “Wij kunnen Hasjeem alleen naderbij komen door opdrachten van HasjeemZelf. Hij kent van alles de maat, het gewicht, de tijd en de plaats. Alleen op die manier kan men zich aan Hasjeemhechten. 

Deze gedachte staat ook aangeduid bij het vervaardigen van het Misjkan: Betsalel, de architect, maakte de Heilige Arke precies zoals Mosje Rabbenoe had opgedragen, zonder toevoeging of vermindering. Alleen dan kan de G’ddelijke aanwezigheid (Sjechiena) daarop rusten”.

De Talmoed (B.T. Chagiega 14a) stelt, dat het woord cheroeb `als een kind’ betekent. De Spaanse, vijftiende eeuwse Rabbi Jitschak Abarbanel, meent dat de cherubijnen op de Heilige Arke de vorm hadden van twee kleine kinderen, die ongeschonden en onbezoedeld waren door zonde. Het ene was een jongetje en de ander was een meisje. Het leert ons, dat het hoogste mensideaal verbondenheid met de Tora is.

Deze twee cherubijnen stonden op de Heilige Arke en dit symboliseert een interessante gedachte. Iedereen, die op de Heilige Arke staat en het joodse volk als Talmied-chagam (geleerde) leidt, heeft slechts het niveau van jongelui bereikt, die nog niet voldoende geleerd hebben. Daarom heten geleerden bij ons ook Talmiedé Chagamiem, d.w.z leerlingen van Wijzen en geen geleerden zelf. Dit duidt erop dat iedereen te allen tijde verplicht is te blijven lernen – education permanente -  en te blijven stijgen op spiritueel niveau.

Rabbi Baroech Epstein stelt, dat de cherubijnen een kindervorm hadden om Hasjeems medelijden op te wekken. Het joodse volk wordt vergeleken met een jong kind.

Een derde verklaring wil (B.T. Joma 54b) dat wanneer de Joden op pelgrimstocht naar Jeruzalem kwamen, men het Parochet voor het Allerheiligste oprolde en hen de cherubijnen liet zien die naar elkaar gericht waren. 

De kohaniem – de priesters – zeiden dan tegen het verzamelde volk: “Zie hoe geliefd jullie zijn bij Hasjeem, zoals de liefde tussen man en vrouw”. Het zicht van de cherubijnen benadrukt de liefde tussen het joodse volk en Hasjeem. De kindergezichten van de cherubijnen onderstrepen het belang van het onderwijs aan de jeugd: “Uit de mond van kleine kinderen heeft U kracht gevestigd”. 

Volgens Maimonides (Moré Newoechiem 45:3) toonden de cherubijnen op de Heilige Arke symbolisch aan, dat Engelen inderdaad bestaan. Ik laat Maimonides zelf aan het woord: “Het bestaan van Engelen bewijst dat er wezens existeren, die geen lichaam zijn maar waar Hasjeem Zijn goedheid en licht niettemin op laat schijnen. Wij noemen deze wezens Engelen. Deze Engelen brengen als boodschappers woorden van Hasjeem over aan de profeten. Het bestaan van Hasjeemnoodzaakt ook tot geloven in het bestaan van Engelen, waardoor de profetie wordt onderhouden.

Om dit geloof te versterken, heeft Hasjeem opgedragen om de Heilige Arke met twee Engelenvormen te tooien om het bestaan van de Engelen in de overtuiging van het volk te versterken. Engelen vormen de verbinding tussen het Opperwezen en de mens. Zij vormen de voorwaarde voor profetie en het bestaan van de Tora. Hierdoor is ook afgoderij onmogelijk”.

Eén cherubijn op de Heilige Arke was niet mogelijk omdat de mensen dan zouden denken dat dit het beeld – chas wesjalom - van Hasjeem zou zijn. Het feit dat er twee Engelen staan, duidt erop dat er meer Engelen zijn. Die Engelen zijn de instrumenten en natuurkrachten waarmee Hasjeem het universum leidt en bestuurt. Engelen symboliseren Hasjeems wereldleiding, een gedachte die zeker in onze tijd belangrijk is om te benadrukken.

Rabbi Jitschak Abarbanel  gaat verder in op de vraag hoe de Tora kan voorschrijven om Engelenvormen in het Heilige neer te zetten. Ik laat Abarbanel zelf aan het woord: 

“Dit lijkt veel op overtreding van het verbod “Gij zult geen enkel beeld en afbeelding maken, noch van iets dat in de Hemel boven of op aarde beneden is”. Hoe kan de Tora dit hebben voorgeschreven? 

Abarbanel legt uit, dat het verbod alleen maar inhoudt dat men geen afgodenbeelden mag maken om ze te dienen maar het Tempelwerk en alle voorwerpen daarin waren puur gericht op een monotheïstische G’dheid. De cherubijnen zijn niet bedoeld als bemiddelaars tussen Hasjeem en de mens, maar als symbool voor Zijn grote werken. Abarbanel legt uit, dat de Engelen de eeuwige band symboliseren tussen mens en het Opperwezen. 

Cheroeviem symboliseren onze band met Hasjeem. Onze kinderen zullen onze band met Hasjeem voortzetten en uitbouwen. Kinderen staan bij ons in het Kodesj Hakodasjiem, boven op de Tora als hoeders van onze nationale schat, als garantie voor onze Joodse toekomst !!

Deze pagina delen