De beraga over het brood / de challes (hamo’tsie - moutsemaken)

1. Vóór het maken van de kidoesj zijn er twee hele, onaangesneden broden of broodjes, meestal challes, op tafel neergelegd. Over de broden ligt een kleedje of een servet.

2. Beide broden worden nu samen opgeheven, waarbij de volgende beraga wordt uitgesproken:

ברוך אתה ה', אלוקינו מלך העולם, המוציא לחם מן הארץ. Baroeg atta Ado-naj Ello-heenoe meleg ha’olam ha’motsie legem min ha’arets Moge U – G-d, onze G-d, Koning van de wereld – naderbij gebracht worden, doordat wij erkennen dat U het bent Die het brood uit de aarde doet voortkomen.

3. Daarna wordt een deel van één brood afgesneden. Ieder van de aanwezigen eet hiervan een stuk – minimaal ter grootte van een ei – gedoopt in zout, na zelf de beraga over brood gezegd te hebben. Hierna is praten weer toegestaan.

4. De twee broden zijn een herinnering aan de twee porties manna die onze voorouders in de woestijn op vrijdag inzamelden. Het kleedje op (en het tafelkleed of een speciaal kleedje onder) de broden herinnert aan de lagen dauw waartussen het manna ‘verpakt’ was. Nóg een reden: eigenlijk heeft brood ‘voorrang’ op wijn. Om nu toch met de wijn te kunnen beginnen, worden de twee broden – en eventueel al het andere brood dat op tafel staat – bedekt.

5. Wat is de diepere betekenis om op sjabbat aan het manna te denken? Verplaatst u zich in gedachten – 3330 jaar terug in de tijd – naar de Sinai-woestijn. U bent daar samen met nog zo’n 2 à 3 miljoen mensen. Er moet eten en drinken zijn. En dan blijkt er, gelukkig, iedere dag opnieuw op wonderbaarlijke wijze voedsel neer te dalen. Er is voor iedereen voldoende. Er mag echter niets bewaard worden tot de volgende dag: om het vertrouwen in G-d te demonstreren dat Hij morgen opnieuw voor voedsel kan zorgen. In een dorre woestijn… Voor 2 à 3 miljoen mensen! Manna is het voedsel van G-dsvertrouwen. En toen – jaren later – de profeet Jirmijahoe van het Joodse volk te horen kreeg dat wij ons niet aan de Torastudie kunnen wijden “want wie zal zorgen voor ons dagelijks brood?, toonde hij een kruikje manna – op bevel van G-d bewaard (Exodus 16.33) – en zei: “Ziet het Woord van G-d, ziet het manna! Op velerlei wijzen kan G-d voor ons zorgen.” Deze gedachte van G-dsvertrouwen is iedere sjabbat weer actueel, wanneer we de zaak de zaak laten, het werk het werk, enz. Want G-d kan op velerlei wijzen en ook op doordeweekse dagen voor ons zorgen.

6. In dit verband willen we de gewoonte noemen om door de week – voor men naar het werk gaat – de Toratekst over het manna te lezen. We laten hier gedeeltelijk een vertaling volgen, overgenomen uit het Gebedenboek van Opperrabbijn J. Vredenburg z.l., van een gebed dat daarna wordt uitgesproken.

Ach G-d, die verzorging schenkt aan alle schepselen en kleeding bereidt voor al het geschapene en hun levensonderhoud toezendt, geeft ook mij mijn levensonderhoud en onderhoud en verzorg mij en al mijne huisgenooten en geheel Israël met eene goede kostwinning: gemakkelijk en niet met smart; op geoorloofde wijze en niet op ongeoorloofde; eene kostwinning, waarbij G-d mij niet noodzaakt afhankelijk te zijn van de gave van menschen, maar alleen van Uwe volle en tevens milde hand; Moge ik in vrede en met eere zitten aan mijn tafel met al mijn huisgenooten; Moge ik het voorrecht hebben gasten bij mij binnen te leiden en ieder mensch weldaden te bewijzen. Ameen!

7. De rol van het zout verdient een bijzondere toelichting: Zout mocht bij een offer op het altaar niet ontbreken. De tafel waaraan wij eten wordt in bepaalde opzichten met een altaar vergeleken en daarom staat er ook zout op óns ‘altaar’. Spijzen zijn zonder zout misschien wel voedzaam, maar vaak niet lekker. Zout geeft smaak aan voedsel. De handelingen die wij voor G-d verrichten, vervallen dikwijls tot een sleur, als daden ‘zonder smaak’. De idee van het zout is dat wij G-d met enthousiasme moeten dienen, bruisend van activiteit. En, zoals zout afvalstoffen uit het vlees trekt opdat dit niet bederft, moet er een geestelijke reiniging zijn van onze gedachten en handelingen. Zelfkritiek, bijtend als zout, voorkómt geestelijk bederf.

Sjabbat sjalom Uw rabbijn I. Vorst

Deze pagina delen