De kidoesj (vervolg)

Met het uitspreken van het Tora-citaat Wajegoeloe (Beree’sjiet 2), getuigen wij te weten en te geloven dat de wereld door G-d is geschapen.

Waarom een getuigenis?

Als iedereen zich voortdurend van een bepaald feit bewust is, behoeft er geen getuigenis te worden afgelegd. Door de beslommeringen van het doordeweekse bestaan blijkt men er helaas niet toe te komen zich regelmatig en diepgaand te bezinnen over het gebeuren van de Schepping. Daarbij komt dat sommigen in de war worden gebracht door berichten dat wetenschappelijk bewezen zou zijn dat de wereld vanzelf is ontstaan. Toch geeft juist de moderne wetenschap argumenten voor de noodzaak van een schepping in het begin.

Wat is een essentie van schepping?

Schepping is – naast de omzetting van energie in materie, waarover hier nu verder niet wordt gesproken, maar die eveneens door de moderne wetenschap (Einstein) volkomen aannemelijk is gemaakt – het inpompen van energie in materie. Dat is vergelijkbaar met het opdraaien van een veer, het ophalen van een gewicht, het lostrekken van ijzer van een magneet. Daarna zijn die voorwerpen geladen met energie en kunnen ze werken. Ook leven is alleen mogelijk na vooraf ingepompte energie: dat doet de zon via planten, die zo de energiebronnen vormen voor mens en dier. Maar ook die zon moest eerst ‘opgedraaid’ worden. Die zon geeft energie af dankzij kerndeeltjes die – hoewel zij elkaar sterk aantrekken – van elkaar verwijderd zijn en nu, zich naar elkaar toe bewegend, energie vrijgeven.

Het ‘opdraaien’ van de zon is een volkomen mysterieus gebeuren, waarbij die kerndeeltjes van elkaar afgetrokken worden, als ijzer losgetrokken van een magneet. En ‘losgelaten’ combineren zij zich weer onder vrijkomen van onvoorstelbaar veel energie, die er in den beginne in is geïnvesteerd.

 

Daarom is hier een getuigenis op zijn plaats: de kidoesj, uitgesproken op de sjabbat, is een getuigenis om de wereld te zien als Schepping door/van G-d. Behalve een herinnering aan de Schepping (zikkaron lema’asee weree’sjiet), is de kidoesj ook een herinnering aan de uittocht uit Egypte (zeeger li’tsi’at mits’rajiem).

 

Een toelichting:

Wij erkennen G-d als Schepper van de wereld. Hij stelde ‘het mechanisme’ in werking. G-ds activiteit gaat echter verder. Ook nu nog, nà de Schepping, houdt G-d deze ieder moment in stand. Hij blijft het mechanisme regelen.

Als alles zijn natuurlijke gang gaat, kunnen wij ons vergissen door te menen dat G-d het mechanisme weliswaar in werking heeft gesteld, maar dat nu alles vanzelf functioneert (natuurwetten). Maar wordt de natuurlijke gang van zaken een keer doorbroken, zijn bepaalde gebeurtenissen niet op natuurlijke wijze te verklaren, dan voelen wij plotseling dat van Hogerhand wordt ingegrepen. Toch betekent dit evenzeer dat ook het natuurlijke gebeuren niet vanzelf gaat, maar door G-d wordt geleid.

Farao wilde G-d eventueel wèl erkennen als Schepper van het heelal, maar erkende niet G-ds voortdurende actieve beïnvloeding van en leiding over de natuur en de menselijke historie. De tien plagen, vervolgens de ineenstorting van het machtige Egypte en de uittocht van het

slavenvolk uit Egypte vormden een ontwikkeling die in strijd was met de menselijke logica en met de natuurwetten en waren een bewijs van deze voortdurende beïnvloeding door G-d.

Met deze erkenning is het mogelijk ook aan dié G-ddelijke geboden te voldoen, die schijnbaar – volgens menselijke opvattingen – onlogisch zijn of in strijd met de natuurlijke gang van ons leven en de ontwikkeling van onze maatschappij. Het is immers G-d zelf die de gebeurtenissen regelt, of ze nu onszelf of de maatschappij betreffen. Deze overtuiging en dit vertrouwen in G-d proberen wij waar te maken, onder andere door het houden van de sjabbat: zeeger li’tsie’at mits’rajiem.

Deze pagina delen