‘En als het voorbij is, verlang je alweer!’

Dat zijn alweer (!) de liedwoorden in een van de kinderliedjes van Clara Asscher-Pinkhof.

Chanoeka is voorbij. Geen kaarsjes meer aansteken…

Geen kaarsjes meer aansteken?! ‘Tuurlijk wel. Het wordt toch elke week weer Sjabbat.

Maar er is wat betreft het moment van het aansteken wel een verschil. In het algemeen namelijk zeggen wij een beracha vóór de erbij-behorende handeling. Zoals het geval is vóór het Sjofar-blazen op Rosj Hasjana, vóór het lezen van de Megilla op Poeriem, vóór het eten van de matsa en maror op Seideravond. En vóór het aansteken van de Chanoeka-lichten.

Maar met het uitspreken van de beracha over de Sjabbat-kaarsen ‘maakt de vrouw ‘Sjabbat’ en dan mag zij geen vuur en dus ook geen kaarsen meer aansteken. Hoe nu dit principe van ‘eerst de beracha en daarna de handeling’ bij het aansteken van de Sjabbat-kaarsen op te lossen?

Dat doet de vrouw door bij het uitspreken van de beracha – of even daarna – haar ogen met de handen te bedekken, om deze daarna weer weg te nemen en nu naar de kaarsen te kijken.

Veel vrouwen voelen na het aansteken de behoefte G.ds zegen te vragen. Daarvoor bestaan vaste teksten. Maar het mogen ook haar eigen diepgevoelige woorden zijn.

Toepasselijk hier de onvergetelijke Opperrabbijn Wagenaar z.l. te citeren in zijn Abodath Habbajith – afdeling ‘Huiselijke Eeredienst’:

‘Ten laatste verschijnt de huisvrouw in het geheiligde zelfbewustzijn harer waardigheid als priesteresse des huiselijken tempels en legt de Sabbath wijding over huis en haard door het ontsteken der lichten, daardoor tevens voor zich zelve de Sabbath-rust aanvaardende.’

En dan nu de woorden van de beracha:

Baroech  atta  Ado-naj  Ello-heenoe  Mèlèg  ha’olam

a’sjèr  kide’sjanoe  bemits’wotav  we’tsiwanoe

lehadliek  neer  sjel  sjabbat.  

Moge U G.d, onze G.d, Koning van de wereld en de eeuwigheid

naderbij gebracht worden

doordat wij de geboden vervullen waarmee U ons uit het alledaagse hebt opgeheven:

zo vervullen wij nu Uw gebod Sjabbatlicht aan te steken.

                           ! ! !   S J A B B A T     S J A L O M   O E M E W O R A C H   ! ! !

 

En als het voorbij is…

Enkele dagen geleden was het nog Chanoeka. Daarom nu nog even het volgende gebeuren:

Avrumel Greenbaum verloor zijn hele familie in de oorlog. Wilde niets meer met het Jodendom te maken hebben. Emigreerde naar de Verenigde Staten en vestigde zich in Alabama. Trouwde een Joodse vrouw; dat wel.

Geen barmitswa-viering toen zijn oudste zoon, Jeffrey, dertien jaar werd. Maar wel een prachtig cadeau ter gelegenheid daarvan. Jeffrey mocht zich iets uitkiezen in een groots elektronica bedrijf.

Maar nee. Jeffrey zag in een antiekzaak tegenover, aan de andere kant van de straat, een menora in de etalage staan. Een houten menora.

 ‘Die wil ik hebben als cadeau! Niets anders!’

De antiquair: ‘Deze menora is niet te koop. Ik ben achter de geschiedenis van deze menora gekomen. Gemaakt door een joodse man in de oorlog. Het heeft hem maanden gekost om het hout voor deze menora te verzamelen. De menora heeft de oorlog overleefd. De maker niet. U begrijpt: de menora is niet te koop Voor geen geld!.’

Jeffrey bleef aanhouden. ‘Dit is wat ik wil! Niets anders!’

Vader Green kon niets anders doen dan steeds meer geld te bieden en tenslotte ging de antiquair toch   akkoord de menora te verkopen.

 Jeffrey overgelukkig. Hij speelde er in zijn kamer iedere dag mee. Tot die keer dat de menora, gemaakt van aan elkaar gelijmde takken hout, uit elkaar viel.

Vader Green: ‘Jeffrey, ga jij maar naar beneden; dan ga ik proberen de menora te fixen.’

Toen, beneden was de bons te horen. Vader Green lag buiten kennis op de grond in Jeffrey’s kamer.

Bijgekomen: ‘Bij het repareren vond ik tussen de houten delen van de menora een brief. Hij is in het jiddisj geschreven. Ik lees hem jullie voor:

‘Wie ook deze menora zal vinden, weet dan dat ik, deze menora makend, niet weet of ik deze menora ooit zal kunnen aansteken. Hoogstwaarschijnlijk zal ik de oorlog niet overleven. Maar als de Hasjgacha Peratit, de G.ddelijke Voorzienigheid deze menora jou als vinder in de handen zal geven, en je leest deze brief, beloof mij dan dat jij deze menora met Chanoeka zal aansteken. Voor mij, voor mijn familie en voor al die andere ontelbare mannen, vrouwen, kinderen die hun leven in dienst van G.d hebben gegeven.’

En toen, met tranen in de ogen, met moeite, vol emotie: ‘Deze brief. De schrijver er van was mijn vader…’.

Deze pagina delen