Parsja Ki Tavo (Devariem/Deuteronomium 26:1 -29:8)

Een Talmied chagam, een Tora-geleerde vormt de belichaming van de Tora

In de parsja staat een opmerkelijke pasoek (vers): “Zonen en dochters zult u voortbrengen maar ze zullen niet voor jullie zijn want ze worden in gevangenschap weggevoerd” (Devariem 28:41). De Talmoed (B.T. Gittien 48b) verklaart naar aanleiding van deze pasoek, dat men gevangen niet “voor meer dan hun waarde mag vrijkopen”. De Talmoed gaat in op deze ‘gezera’, op dit verbod van onze Chagamiem (Wijzen): gaat het om de ‘druk op de gemeenschap’, die hierdoor ernstig zou kunnen verarmen (omdat de gemeenschap bij veel gijzelingen in grote financiele problemen zou kunnen raken) of gaat het om een ontmoedigingsbeleid tegen kidnapping en gijzeling (wanneer de gijzelnemers zien dat de gijzelaars niet bijzonder veel opbrengen zal men afzien van kidnapping of gijzeling tegen losgeld).

De halacha voor de praktijk luidt, dat zelfs rijke mensen die genoeg hebben om hoge losgelden te betalen toch geen gevangen voor meer dan hun waarde mogen vrijkopen. De Risjoniem (Geleerden die leefden tussen 1000 en 1500) refereren aan een ‘ma’asee’, een gebeurtenis in de Talmoed dat Rabbi Jehosjoea ben Chananja in de hoofdstad Rome een joods kind in de gevangenis zag. Het kind zag er zeer goed uit, met mooie, sprekende ogen en prachtig haar.  

Rabbi Jehosjoea ben Chananja ging bij de ingang van de gevangenis staan en riep: “Wie heeft dit kind hier in gevangenschap heen gebracht en het joodse volk overgegeven aan schande en plunderaars?”. Het kind antwoordde: “HaSjeem (G’d) heeft mij hier in de gevangenis heengebracht. Wij hebben tegen Hem gezondigd en niet naar Zijn Tora geluisterd”.

Rabbi Jehosjoea ben Chananja zei toen: “Ik ben er zeker van dat deze jongen een grote geleerde en poseek (halachische beslisser) zal worden. Ik zweer dat ik deze plaats niet verlaat totdat ik deze jongen vrijgekocht zal hebben tegen elke prijs, die men van mij verlangen zal”. Rabbi Jehosjoea ben Chananja heeft de jongen toen inderdaad tegen een zeer hoge som geld vrijgekocht. Binnen korte tijd ontpopte de jongen zich tot een groot Tora-geleerde en een poseek binnen het joodse volk. Wie was deze jongen? Het was de bekende Rabbi Jisjma’eel ben Elisja.

Deze episode druist volledig in tegen de halacha voor de praktijk, dat niemand hoge losgelden mag betalen om gevangen vrij te kopen. Hoe kon Rabbi Jehosjoea ben Chananja dit dan toch doen?

Het antwoord luidt, dat een grote geleerde, een grote Talmied chagam, die iedereen voorlicht in de wijsheid van de Tora en ‘aller ogen doet oplichten’ met zijn kennis, de uitzondering op de regel is of eigenlijk de uitzondering is die de regel bevestigt. Net zoals een man om zijn vrouw vrij te kopen alles mag bieden wat hij kan, omdat zijn vrouw ‘als hemzelf geldt’, zo ook is de Tora ‘als onszelf’. De Tora vormt onze essentie. Een Tora-geleerde, een Talmied chagam gaat zelfs voor een Torarol omdat hij de ‘Tora in levende lijve’ is. Hij vormt de belichaming van de Tora. En dat is alle rijkdom van de wereld waard...

 

Deze pagina delen