“Wij zijn er bijna, maar nog niet helemaal ….”

Lang geleden reed een koning door zijn land en maakte kennis met het platteland. Op weg naar zijn paleis in de hoofdstad trok hij nog door het laatste voorstadje waar de bewoners hem met veel enthousiasme onthaalden. Iedereen die de koning wilde zien ging ernaartoe, de koning begroette eenieder met een verblijd en stralend gezicht. Toen de koning naderhand in zijn paleis was gearriveerd veranderde dit en keerde alles terug naar het oude ritme. Uitsluitend na toestemming kon men de koning spreken en alleen de uitverkorenen was dit voorrecht toebedeeld.

Deze vergelijking wordt gebracht met de periode van de Joodse maand elloel, de periode waarin wij ons nu bevinden. Hasjem, G’d onze Koning, bevindt zich nu als het ware in het veld en eenieder van ons mag en kan Hem tegemoet treden. Hasjem zal iedereen dan met een verblijd gezicht bejegenen. Met het begin van Rosj Hasjana maakt de gemakkelijke toegankelijkheid plaats voor een meer “bureaucratisch systeem”, met zgn. ‘entree-pasjes’. Laten we wel duidelijk zijn. Hasjem, onze G’d, wacht ons altijd op en ziet ons graag, maar in de maand elloel verloopt dit allemaal wat soepeler, de inloopbalie is 24/7 open.  

Elloel is de laatste maand van het joodse jaar, de maand voorafgaande aan Rosj Hasjana en Jom Kippoer. In deze maand nemen wij onszelf onder de loep, een jaarlijks zelfonderzoek, leggen wij rekening en verantwoording af en maken wij de balans op. Deze maand kunnen wij op twee manieren benaderen en beiden liggen verscholen in de afkorting van de vier joodse letters van het woord elloel; Alef, Lammed, Waaw en Lammed.

De eerste benadering:
Oi Li, Woi Li – oftewel dat men aan het eind van het jaar een zeer negatief beeld en hopeloos gevoel over zichzelf erop nahoudt. “Het afgelopen jaar is niet goed verlopen, ik heb het niet goed gedaan en zou niet weten wat ik eraan kan doen, heel vervelend.”

En de tweede benadering:
Ani Ledoddi, Wedoddi Li - ik tot mijn geliefde en mijn geliefde tot mij. Oftewel, in mijn Jodendom ga ik vooruit en nader ik tot Hasjem, mijn G’d, en Hij wendt zich tot mij. Als ik maar probeer om mijn rug niet tot de Koning te richten, dan zal ik zeker de gelegenheid krijgen om dichter tot Hasjem te komen en het jaar mooier te beginnen.

Deze maand is een periode van verdieping en zelfreflectie, waarin ik tot inzicht kom dat ik mijn potentieel niet heb bereikt en het beter had kunnen doen.  Enerzijds betreft dit het inhoudelijke en praktische naleven van de Tora met de mitswot zoals deze er zijn en anderzijds geldt dit zeer zeker ook voor ons intermenselijk gedrag. Aan beide fronten kan zeker gesleuteld worden en zijn voor verbetering vatbaar, daar hoeven wij elkander niet op te wijzen, dat weten wij over onszelf maar al te goed. In plaats van alleen te huilen over het verleden, laten wij vooral met vreugde en simcha ons gemotiveerd inzetten om ons voor te bereiden op een jaar dat beter dan het huidige jaar zal worden.  De Joodse maand elloel is vers en net begonnen, er resteren ons nog een kleine vier weken om zolang Hasjem Onze Koning zich op het veld voor zijn paleis bevindt onze innerlijke band met Hasjem te verstevigen. Daarna kan het ook, maar nu zal het ons gemakkelijker afgaan.

Mogen wij gebensjt worden met een goed en zoet jaar, met een overvloed van voldoende financiële en spirituele middelen, Ameen!!!

 

 

Deze pagina delen