Niet enig - die onenigheid☹

Terechtwijzen of berispen door een vreemde is een dagelijks voorkomend fenomeen. Waarom niet?

Een buitenstaander is objectief en kan de situatie naar behoren inschatten en weet dus beter wat goed of verkeerd is en kan dus gerust zijn gang gaan.

Is dat zo? En hoe wijs je iemand terecht zonder iemand daarmee aan te vallen?

Dit is precies het punt van aandacht dezer dagen voordat wij a.s. zondag op Tisja be’aw de verwoesting van de Eerste en Tweede Beet Hamikdasj (Tempel) in Jeroesjalajim herdenken en stilstaan bij veel ander leed dat ons volk is overkomen.

Op de negende aw hebben tien verkenners een negatief oordeel uitgesproken over het land Israel waardoor het Joodse volk veertig jaar lang in de woestijn heeft moeten rondzwerven. Tien van de twaalf verkenners spraken kwaad over het land.

De eerste Beet Hamikdasj is verwoest omdat de Joden zich schuldig hadden gemaakt aan moord, afgoderij en verboden echtelijke relaties met het gevolg dat zij zeventig jaar lang in ballingschap hebben moeten leven. Vervolgens kwamen zij terug naar Israel en werd de tweede Beet Hamikdasj gebouwd die na vierhonderdentwintig jaar werd verwoest, met name vanwege de intense haat die er binnen het volk heerste. Hierdoor werd het Joodse volk bijna negentienhonderdvijftig jaar geleden nog verder de ballingschap in gedreven en waar wij ons nog steeds bevinden.

Voor drie grote zondes, t.w. moord, afgoderij en verboden echtelijke relaties, moesten wij voor “slechts” zeventig jaar in ballingschap verblijven en voor die “ene grote zonde” van “intense interne haat” verblijft ons volk alweer bijna negentienhonderdvijftig jaar in ballingschap. De proporties ogen scheef zou je zeggen, of niet?

Eén van de basis principes waarop de Tora met haar mitswot zijn gestoeld, is

onbaatzuchtelijke liefde voor elkander:

-Gewoon om elkaar geven omdat het zo hoort:

-er voor elkander zijn, wanneer de ander jouw hulp kan gebruiken;

-voor elkaar opkomen, wanneer dit nodig is;

-maar ook wanneer we elkaar op iets kunnen aanspreken, doe dit naar behoren.

Dit en veel meer komen wij veelvuldig tegen tijdens het leven van onze aartsvaders, aarts-moeders en Mosjé rabbenoe.

Deels zien wij dit ook terug in de parasja van de week, parasjat Dewarim, die jaarlijks voor Tisja be’aw wordt gelezen.

Aan het eind van zijn leven richt Mosjé rabbenoe zich tot het Joodse volk en spreekt hen toe. Hierin passeren ook situaties de revue waarin het volk zich niet goed heeft gedragen. Bijvoorbeeld toen het in de woestijn honger had, het daar dorst had, het ontucht pleegde met Moabitische meisjes, de opstand met Korach, het maken van het gouden kalf enz.

Mosjé duidde toen niet op een directe wijze op al deze misstappen, maar op een discrete manier bracht hij deze bij hen in herinnering. Hij vermeldde de plaatsen waar het mis was gegaan. 

Beste dames & heren,

Lieve jongens & meisjes,

Elkaar in de haren vliegen is zo simpel,

Elkaar pijn doen is zo gedaan,

Elkaar de grond in boren is zo makkelijk,

Elkaar kwetsen is binnen een mum van tijd geschied,

Maar het herstellen van de aangerichte schade

en het genezen van open wonden is een moeilijk en een lang proces☹

Permiteer je niet van alles wat mogelijk, maar geef om elkaar.

Het is nu, maar ook na nu, de tijd om je hierop te bezinnen.

Een grap is alleen een grap, als beiden erom kunnen lachen😊

Lach liever met elkaar,

Doe liever iets voor elkaar,

Doe iets gezamenlijks,

Met een vriendelijke, warme en persoonlijke groet,

Rabbijn Zwi Spiero, staat voor u klaar!

Joodse Gemeente Amsterdam

0652328065

Deze pagina delen