Door je naaste bij jou een plek te geven, verbind jij je met je naaste en dat is belangrijk.

Iedereen gezamenlijk, als één mens met één hart.

De beroemde Choze uit Lublin vertelde, dat hij eens in een bos liep en hij daar zag hoe iemand een hutje aan het bouwen was van hout dat hij zelf had gehakt. Hij bespaarde zich de moeite om het onbewerkte hout waar de splinters nog vanaf staken te vereffenen, maar tegenover de uitsteeksels boorde hij met een andere plank gaten. Op deze wijze verbond hij het hout met elkaar waardoor er een mooie hut ontstond.

De Choze uit Lublin zei dat hij hieruit een belangrijke moraal had geleerd. Wanneer jij je met een ander wilt verbinden, snijdt zijn uitsteeksels er dan niet vanaf. Maar boor een gat om ze bij jou op te vangen en een plekje te geven. Door je naaste bij jou een plek te geven, verbind jij je met je naaste en dat is belangrijk.

In de parasja van deze week, Emor, lezen wij over de bekende mitswa van het Omer-tellen. In de tijd dat de Beet Hamikdasj in Jeroesjalajim nog stond, sneed men een omer, een geringe hoeveelheid van de nieuwe oogst en bracht deze naar de Tempel. Op dat moment begon men met het Omer-tellen, 49 dagen, tot aan sjawoe’ot, de jomtov waarop wij vieren dat wij de Tora hebben ontvangen.

Toen het Joodse volk in het jaar 2448 Egypte verliet, verkeerde zij in een spiritueel beroerde toestand. Gedurende de 49 dagen daarop volgde een periode waarin zij zich hadden ontdaan van veel spiritueel vuil dat zich aan hen had vastgeplakt in de periode dat zij in Egypte verbleven. Tevens werkten zij stevig aan hun eigenschappen om gedegen voorbereid en geschikt te zijn om de Tora in ontvangst te nemen.

Het Joodse volk ging bij zichzelf te rade en speurde naar die plekken die nog voor verbetering vatbaar waren. Toen ze allemaal zover waren begaven zij zich richting de berg Sinaï in een wonderbaarlijke mate van eenheid, zoals het daar wordt omgeschreven: Iedereen gezamenlijk, als één mens met één hart.

Jaarlijks loopt men in de voetsporen van onze voorouders en schrijdt men in deze periode tussen pesach en sjaowe’ot voort, men spant zich in om zijn/haar eigenschappen te verbeteren als een gedegen voorbereiding voor sjawoe’ot. Iedereen heeft zeven soorten gevoelens, t.w. Chessed (weldadigheid), Gewoera (macht), Tif’eret (barmhartigheid), Nètsach (volharding), Hod (pracht), Je’sod (fundering) en Malchoet (soevereiniteit). Ieder van deze zeven gevoelens bevatten wederom deze 7 gevoelens. Iedere dag probeert men één van de 49 gevoelens te verbeteren. Op de eerste dag chessed sjebechessed (ultieme weldadigheid), op de tweede dag gewoera sjebechessed (een begrensde mate van weldadigheid) enz.

Het is de natuur van de mens om zich niet te onttrekken aan de mindere kwaliteiten van zijn/haar naaste medemens en zich daarentegen te focussen op zijn/haar eigen goede karaktereigenschappen. Dit veroorzaakt verdeeldheid en ruzie.

Wanneer eenieder bij zich te rade gaat wat er bij zichzelf voor verbetering vatbaar is en dit verbetert, dan kunnen wij gezamenlijk, hand in hand, een eenheid bereiken en goed voorbereid zijn om de ontvangst van de Tora te kunnen vieren.

Laten wij deze periode gebruiken om iedere dag een bepaalde karaktereigenschap van zichzelf onder de loep te nemen en voornemens te zijn hoe wij in ons zelf een plek voor eenander kunnen creeren. Juist in deze dagen om net zoals in de tijd van de Beet Hamikdasj met extra zorg en liefde voor elkander een solide eenheid te vormen.

En nog meer, laten wij allemaal ter harte nemen, hoe wij overtuigd kunnen geraken van al het mooie van onze medemens en niet van hun nadelen en iedere vorm van haat jegens elkander achterwege laten, Ameen!

Heel veel succes en sterkte,

Rabbijn Zwi Spiero, Staat voor u klaar

Deze pagina delen