Van slaven tot boodschappers

Verleden week gaf ik in hartje mediene een lezing voor een niet-joods publiek. Tijdens het vragenuurtje na afloop kreeg ik de volgende vraag: ‘Rabbijn, wat doe je eigenlijk als je kind niets meer met het geloof te maken wil hebben?’ Dat is een vraag die ik in Amsterdam in sjoel verwacht, maar niet op een uur rijden van Mokum Alef, in dat publiek. Toch heeft de vragensteller recht op een antwoord. Maar wat is dat dan?

Deze week lezen we over de grootse transformatie van het Joodse volk. Op Pesach verlaten de Joden Egypte als net vrijgelaten slaven. En vervolgens worden ze de dragers van het grootste spirituele erfgoed ooit aan een mens gegeven, want Hasjem geeft op de berg Sinai de Tora aan het Joodse volk.

Het bijzondere is dat G’d op de berg Sinai niet alleen met iedereen die toen leefde heeft gesproken, maar eveneens met de nesjamot (zielen) van iedereen die nog geboren zou worden, ook in de verre toekomst. In Midrasj Rabba Sjemot 28,4 staat: ‘Hasjem sprak op de berg Sinai met de profeet Mal’achi en met de profeet Jesjajahoe.’ Hij heeft hun toen verteld wat zij eeuwen later moesten gaan zeggen. Dat, zo zegt de Midrasj, geldt niet alleen voor de geleerden van elk geslacht, maar voor ieder lid van het Joodse volk. Sinai was een tijdloos gebeuren.

Zo kwam ik op het antwoord: Je moet altijd doorgaan met liefhebben. Als ik een kind de deur wijs, dan loop ik niet alleen het risico dat het kind nooit meer terugkomt, het gaat om meer dan dat.

Dit kind is een levende drager van dezelfde boodschap die zo centraal staat in mijn eigen leven. Hasjem heeft dat kind toen ook niet overgeslagen. Ook aan die nesjama heeft Hij gezegd: ‘Ik heb een boodschap voor je’. Het betekent dat er altijd, in elk tijdsgewricht, een manier is om Hasjem te dienen, dus ook vanuit de wereld van instagram, facebook, hotspots en selfies van 2019.

De vraag is volgens mij niet waarom het kind zo is, maar hoe ik me als ouder heb opgesteld en gedragen. Daarom zou ik dat kind zeggen: ‘Lief kind van me, ik ben tekortgeschoten. Ik had meer moeite moeten doen om jou te verbinden met de Tora die Hasjem jou eens heeft gegeven. Als vader had ik je G’ds boodschap moeten aanreiken. Laten we het nu samen proberen.’

De Tora zegt: wesjinantam lewanecha (je zult het je kinderen leren). Daaraan heeft de Tora de voorwaarde verbonden: wehajoe hadewariem ha’eelè al lewawecha (neem deze woorden ter harte), wat betekent dat de woorden rechtstreeks uit je hart moeten komen. Als dat het geval is, belanden die woorden ook in het hart van je kind, zegt de beroemde rabbijn Alsjiech (1508-1593) in zijn commentaar.

Rabbijn Shmuel Katz

Deze pagina delen